anker
noun
|
- (scheepvaart) onderdeel van een vaartuig dat overboord wordt geworpen om dit vaartuig vast te leggen waar niet aangemeerd kan worden, scheepsanker
|
anchor,
rotor
|
- (bouwkunde) ijzeren voorwerp om muren, kozijnen en balken onderling te verbinden bijv. muuranker, balkanker, bintanker, blindanker, gevelanker, gripanker, haakanker, klauwanker, kozijnanker, sieranker, spouwanker, steenanker, strijkbalkanker, ankerplaat
|
anchor plate,
wall washer
|
- (natuurkunde) poolstuk, weekijzer plaatje tussen polen van een magneet om sterkteverlies tegen te gaan
|
keeper
|
- (techniek) boogvormig deel in een uurwerk, dat met zijn beide armen beurtelings tussen de tanden van het schakelrad grijpt
|
pallet fork,
anchor
|