🇬🇧 en nl 🇳🇱

bad adjective

  /baːd/ , /bæd/ , /bæːd/ , /bɛd/ , /bɛəd/
  • Bold, daring, and tough.
  • Good, superlative, excellent, cool.
  • (US) Overly promiscuous, licentious.
  • (chiefly in "bad boy", "bad girl", and similar phrases) Attractive due to (one's) rebellious nature.
slecht, kwaad, naar, onaangenaam
  • (originally, _, AAVE, of a woman) Very attractive; hot, sexy.
  • (Internet slang, sarcastic) Used without a copula to mock people who oppose something without having any real understanding of it.
slecht, kwaad, verkeerd, ongepast, naar, onaangenaam

badness

slechtheid

badness noun

  /ˈbæd.nəs/
  • The quality or degree of being bad.
boosaardigheid

🇳🇱 nl en 🇬🇧

bad noun

  /bɑt/
  • (sanitair), (techniek) voorwerp waarin men zich wast met water, meestal in de vorm van een vat [1] of kuip en gemaakt van hout of een harder materiaal, zoals steen of ijzer
bathtub, bath tub, tub
Wiktionary Links
  • English: bad
  • Nederlands: bad