🇳🇱 nl en 🇬🇧
bij noun
/bɛɪ̯/
|
|
---|---|
|
bee, honeybee |
bij- |
|
---|---|
collateral |
- de koe bij de hoorns vatten
- take the bull by the horns, grasp the nettle
- bij de neus nemen
- hoodwink, lead someone down the garden path
- veiling bij afslag
- Dutch auction
- bij uitstek
- par excellence
- blijven bij
- insist
- schout-bij-nacht
- rear admiral
- passen bij
- go with
- als puntje bij paaltje komt
- when push comes to shove
- een TV programma coördineren, bij mekaar praten
- anchor