🇳🇱 nl en 🇬🇧

concurrent noun

  • (economie) een mededinger, een persoon of onderneming die met andere personen of ondernemingen hetzelfde doel voor ogen hebben, hetzelfde product verkopen of dezelfde wedstrijd winnen
competitor

concurrent adjective

  • (economie) gelijkgerechtigd; geen zekerheden en geen bijzondere voorrang hebbend schuldeiser of aandeelhouder
unsecured

🇬🇧 en nl 🇳🇱

concurrent adjective

  /kɒŋˈkʌɹənt/ , /kəŋˈkɝɹənt/ , /kəŋˈkʌɹənt/
  • Happening at the same time; simultaneous.
simultaan, tegelijk, tegelijkertijd
  • Belonging to the same period; contemporary.
hedendaags

concurrently adverb

  • In a concurrent manner; at the same time.
tegelijk

concurrence noun

  • Agreement; concurring.
akkoord
Wiktionary Links