🇬🇧 en nl 🇳🇱
face noun
/feɪs/
,
/feːs/
,
/fɛjs/
|
|
---|---|
|
gezicht, bakkes, gelaat |
|
gezicht, aangezicht |
|
gezicht, gezichtsdrukking |
|
bakkes |
|
zijde, gezicht |
face verb
/feɪs/
,
/feːs/
,
/fɛjs/
|
|
---|---|
|
de confrontatie aangaan met, mee afrekenen, onder ogen zien, tegemoet gaan |
|
naar ... (gericht) staan |
|
zich richten (op), zich richten naar |
facing noun
/ˈfeɪsɪŋ/
|
|
---|---|
|
beleg |
- about-face
- koerswijziging, ommezwaai, rechtsomkeert, een totale ommekeer uitvoeren, het roer omgooien, zijn standpunt totaal wijzigen, rechtsomkeert maken
- slap in the face
- muilpeer, oorvijg
- clock face
- wijzerplaat
- volte-face
- draai, volte-face
- poker face
- pokerface
- baby face
- babyface
- in-your-face
- gedurfd
- face cream
- gezichtscrème
- loss of face
- gezichtsverlies