🇬🇧 en nl 🇳🇱

instant noun

  /ˈɪnstənt/
  • A very short period of time; a moment.
 moment, ogenblik, poosje
  • A single, usually precise, point in time.
 ogenblik, moment

instant adjective

  /ˈɪnstənt/
  • (dated) Impending; imminent.
 dreigend, op handen zijnd
  • (legal) Present; current; extant.
 dringend, ogenblikkelijk
  • Very quickly and easily prepared.
 kant-en-klaar
  • Lasting for a short moment; momentary; short-lived.
 kortstondig
  • Occurring immediately; immediate; present.
 ogenblikkelijk, onmiddellijk
instant coffee
oploskoffie, instantkoffie, koffiepoeder
instant camera
polaroid
instant noodle
instantnoedels
Wiktionary Links