🇬🇧 en nl 🇳🇱

lack noun

  /læk/
  • A deficiency or need (of something desirable or necessary); an absence, want.
 gebrek

lack verb

  /læk/
  • (transitive, stative) To be without, not to have, to need, to require.
 missen, ontberen, derven, gebrek hebben

lacking adjective

  /ˈlækɪŋ/
  • Missing or not having enough of (a good quality, etc).
 schorten
lack of sleep
slaaptekort
lack of thought
onnadenkendheid
lack of energy
loomheid
lack of experience
onervarenheid
lack of faith
kleingelovigheid
lack of room
ruimtegebrek
lack of space
plaatsgebrek
lack of taste
wansmaak
lack of time
tijdgebrek
Wiktionary Links