🇬🇧 en nl 🇳🇱
oneself pronoun
/wʌnˈsɛlf/
|
|
---|---|
|
zich, zichzelf |
- by oneself
- alleen, zelfstandig
- resign oneself
- berusten, neerleggen
- let oneself go
- uitleven
- carry oneself
- hangen
- go fuck oneself
- ga jezelf neuken
- make a spectacle of oneself
- een belachelijk figuur slaan, zichzelf voor gek zetten
- wet oneself
- broekplassen
- shoot oneself in the foot
- in de vingers snijden
- find oneself
- zich in een bepaalde plek bevinden
Wiktionary Links
- English: oneself