🇬🇧 en nl 🇳🇱

shy adjective

  /ʃaɪ/
  • Easily frightened; timid.
 verlegen, bedeesd, schroomvallig, timide, schuchter
  • Cautious; wary; suspicious.
 voorzichtig, verstandig
  • Embarrassed.
 bedeesd, beschroomd, verlegen
gegeneerd, gegeneerde, schuchtere
  • Reserved; disinclined to familiar approach.
 gereserveerd
  • (informal) Short, insufficient or less than.
 klein

shy verb

  /ʃaɪ/
  • (transitive) To throw sideways with a jerk; to fling.
 gooien, weggooien, werpen
  • (intransitive) To jump back in fear.
 terugspringen

shy noun

  /ʃaɪ/
  • An act of throwing.
 aangooi, worp
  • A place for throwing.
 gooiplaats, gooiplek
once bitten, twice shy
door schade en schande wordt men wijs, een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen
Wiktionary Links