tanen
verb
|
- onovergankelijk verzwakken, afnemen, slinken, verflauwen, verminderen, aflopen
|
decrease,
diminish,
abate,
drop,
fade,
fall
|
- overgankelijk, (materiaalkunde) in taan koken om het duurzamer te maken, leerlooien, looien
- overgankelijk vaalgeel/bruin kleuren
|
tan
|