🇬🇧 en nl 🇳🇱

trick verb

  /tɹɪk/ , [tʃɹ̠̊ɪk] , [t̠ʰɹ̠̊ɪk]
  • (transitive) To fool; to cause to believe something untrue; to deceive.
 foppen, bedotten, bedreigen, beetnemen, misleiden

tricked

bedrogene
hat trick
hattrick
magic trick
goocheltruc
trick question
strikvraag
dirty trick
schurkenstreek
hat-trick
hattrick
trick of the trade
klappen van de zweep, kneepjes van het vak
trick or treat
snoep of je leven
fast-change trick
wisseltruc
household trick
huismiddel

🇳🇱 nl en 🇬🇧

trick

illusion
Wiktionary Links