🇬🇧 en nl 🇳🇱

want verb

  /wɐnt/ , /wɑnt/ , /wɒnt/ , /wɔnt/ , /wʌnt/ , [wɔːnt] , [wʌnt]
  • (intransitive) To desire (to experience desire); to wish.
willen

want noun

  /wɐnt/ , /wɑnt/ , /wɒnt/ , /wɔnt/ , /wʌnt/ , [wɔːnt] , [wʌnt]
  • (countable) Lack, absence, deficiency. [(often) with of]
tekort
  • (countable) A desire, wish, longing.
behoefte

wanted

gezocht

🇳🇱 nl en 🇬🇧

want conjunction

  /ʋɑnt/
  • geeft nevenschikkend een reden aan.
for

want noun

  /ʋɑnt/
  • v/m: (kleding) handschoen waarbij alle vingers, behalve de duim in één ruimte zitten
mitten
  • o: (scheepvaart) de lijnen of staalkabels aan stuur- en bakboord, die een mast overeind houden (staand want), en het touwwerk om de zeilen te zetten (lopend want)
shroud, rigging
Wiktionary Links