🇫🇷 fr nl 🇳🇱
partir verb
/paʁ.tiʁ/
|
|
---|---|
vertrekken, weggaan, afgaan, wegrijden, aan de gang brengen, afrijden |
- à partir de
- vanaf
- partir en famille
- begrijpen
- avoir maille à partir
- het met iemand aan de stok hebben, problemen met iemand hebben
- partir en fumée
- in rook opgaan
- partir très vite
- wegvliegen
- partir comme des petits pains
- verkopen als zoete broodjes
- partir en sucette
- naar de klote
- à partir de là
- vooropstellen
Wiktionary Links
- français: partir