plukken
verb
/'plɵkə(n)/
|
- overgankelijk (bloemen) afbreken of oogsten; vruchten oogsten
|
cueillir
|
- overgankelijk ontdoen van de veren
- overgankelijk iemand geld afzetten
|
plumer
|
- overgankelijk, (sport) een door de lucht vliegende bal grijpen
|
attraper,
cueillir
|