🇫🇷 fr nl 🇳🇱
tenir verb
/tə.niʁ/
|
|
---|---|
|
houden, vasthouden |
|
hangen, kleven, vastzitten |
|
houden |
- tenir le coup
- weerstaan
- tenir de
- aarden
- tenir compte
- bemerking, rekening houden
- tenir au courant
- op de hoogte houden
- ne tenir qu’à un cheveu
- aan een zijden draadje hangen
- ne tenir qu’à un fil
- aan een zijden draadje hangen
- tenir à cœur
- aan het hart liggen
- tenir rigueur
- iemand iets kwalijk nemen, iemand iets niet vergeven
- tenir à un fil
- aan een zijden draadje hangen
Wiktionary Links
- français: tenir