🇳🇴 no nl 🇳🇱

het adjective

  • Om en #{date|date}# som resulterer i sex.
 lekker, porno, geil

-het suffix

  • #{suffiks|suffiks}# som gir #{adjektiv|adjektiv}# en #{substantivisk|substantivisk}# mening.
  • #{suffiks|suffiks}# som gir #{mengdeord|mengdeord}# en #{substantivisk|substantivisk}# mening
  • #{suffiks|suffiks}# som gir #{substantiv|substantiv}# en annen mening
 -heid

🇳🇱 nl no 🇳🇴

het personalPronoun

  /(ɦ)ət/ , /hɛt/
  • 3e persoon enkelvoud onzijdig.
 det

het article

  /(ɦ)ət/ , /hɛt/
  • een bepaald lidwoord, wordt gebruikt voor onzijdige bepaalde zelfstandige naamwoorden en voor alle verkleinwoorden in het enkelvoud. Het geeft een specifieke persoon of ding aan: Het boek; het meisje
 et
wie het laatst lacht, lacht het best
den som ler sist, ler best
op het matje roepen
påkalle
het kind met het badwater weggooien
helle barnet ut med badevannet
Joost mag het weten
gudene vet
het is niet alles goud wat er blinkt
det er ikke gull alt som glimrer
het koud hebben
fryse
in het zand bijten
bite i gresset
op het puntje van zijn tong
ha det på tungen
het kan me niets schelen
jeg bryr meg ikke
Wiktionary Links