🇳🇱 nl sv 🇸🇪

baan noun

  /baːn/
  • (verkeer) een verkeersweg of fysiek afgegrensd weggedeelte, voor rijverkeer of voor het opstijgen en landen van vlieg- en ruimtevaartuigen
  • (techniek) het rechthoekige bovenblad van een aambeeld
bana
  • (natuurkunde) het traject van een projectiel of hemellichaam
omloppsbana
  • (economie) het werk, een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer
ställe
  • strook materiaal als (behang-)papier, vloerbedekking, (textiel-)stof,
remsa
  • (militair) een terrein voor het houden van schietoefeningen
  • iets op de lange baan schuiven: iets uitstellen
skjutbana
  • (sport) een voor sportwedstrijden geschikt gemaakt, langwerpig en vlak terrein, een rechte of rondgaande weg, of een deel van een vaar- of zwemwater
fil
Wiktionary Links