🇳🇱 nl de 🇩🇪
elkaar reciprocalPronoun
/əl'kar/
|
|
|---|---|
|
einander, sich, zusammenschweißen |
|
zusammenschweißen |
- elkaar de bal toespelen
- einander die Bälle zuspielen
- met elkaar
- zusammen
- (in elkaar) slaan
- prügeln
- door elkaar halen
- vermengen
- alles bij elkaar genomen
- im Großen und Ganzen
- alles bij elkaar
- summa summarum
- als twee druppels water op elkaar lijken
- wie ein Ei dem anderen gleichen
- iets voor elkaar krijgen
- etwas gebacken kriegen
- tegenpolen trekken elkaar aan
- Gegensätze ziehen sich an
Wiktionary Links
- Nederlands: elkaar