🇳🇱 nl de 🇩🇪

koppel noun

  • tweetal
  • aantal bij elkaar behorende dieren of zaken
  • (natuurkunde) stelsel van twee in absolute zin gelijke en evenwijdige krachten, waarvan de werklijnen niet samenvallen en die in tegengestelde richting werken
Paar

koppel noun

Gürtel

🇩🇪 de nl 🇳🇱

koppeln verb

koppel/koppele/kopple, koppelte, habe gekoppelt   /ˈkɔpl̩n/
  • transitiv: etwas durch ein Seil, Gurt oder Riemen oder eine technische Vorrichtung verbinden
afmeren
  • Seefahrt: seinen Standort durch Nachzeichnen der zurückgelegten Distanz auf der Seekarte bestimmen
gegist bestek
  • transitiv: etwas von etwas abhängig machen
aansluiten

Koppel noun

Koppel, Koppeln   /ˈkɔpl̩/
  • Leibriemen zur Befestigung von Werkzeug, Pistolen, Munition, Messern
dreun

Koppel noun {f}

Koppel, Koppeln   /ˈkɔpl̩/
  • Musik: die Koppelung zweier Manuale bei einer Orgel
aansluiting
  • mehrere durch Leinen oder Riemen miteinander verbundene Tiere
koppeling
Wiktionary Links