🇩🇪 de nl 🇳🇱
legen verb
lege, legte, habe gelegt
/ˈleːɡn̩/
,
/ˈleːɡŋ̩/
|
|
---|---|
|
leggen, plaatsen |
- ad acta legen
- geseponeerd
- etwas zur Seite legen
- iets opzij leggen, iets opzij zetten, iets terzijde leggen
- die Axt an die Wurzel legen
- de bijl aan de wortel, de koe bij de horens vatten
- die Hände in den Schoß legen
- de handen in de schoot leggen
- etwas auf die hohe Kante legen
- iets achter de hand houden
- jedes Wort auf die Goldwaage legen
- elk woord op een gouden schaaltje wegen
- sich ins Zeug legen
- de schouders ergen on zetten
- den Finger auf die Wunde legen
- de vinger op de wonde plek leggen, de vinger op de zere plek leggen
- jemanden übers Knie legen
- iemand een pak slaag geven, iemand over de knie leggen