🇳🇱 nl de 🇩🇪
tong noun |
|
---|---|
|
Zunge, Lasche |
|
Sprache, Zunge |
- over de tong gaan
- in aller Munde sein
- zich op zijn tong bijten
- sich auf die Zunge beißen
- zijjn hart op zijn tong dragen
- sein Herz auf den Lippen tragen
- zijn hart op zijn tong hebben
- sein Herz auf den Lippen tragen
- zijn hart op zijn tong dragen
- sein Herz auf der Zunge tragen
- zijn tong breken over iets
- sich an etwas die Zunge abbrechen
- niet het achterste van zijn tong laten zien
- mit etwas hinter dem Berg halten
Wiktionary Links
- Nederlands: tong