🇳🇱 nl de 🇩🇪
twee cardinalNumeral
/tʋeː/
|
|
---|---|
|
zwei, zwo |
twee noun
/tʋeː/
|
|
---|---|
|
Zwei, zwei |
- met twee maten meten
- mit zweierlei Maß messen
- twee handen op één buik
- (wie) Erbsen in einer Schote
- twee vliegen in één klap slaan
- zwei Fliegen mit einer Klappe schlagen
- twee-persoons-kamer
- Doppelzimmer
- twee keer
- zweimal
- er kunnen geen twee kapiteins zijn op een schip
- viele Köche verderben den Brei
- tussen twee vuren zitten
- zwischen Baum und Borke stehen
- op twee na de grootste
- drittgrößte
- twee linkerhanden hebben
- zwei linke Hände haben
Wiktionary Links
- Nederlands: twee