🇳🇱 nl de 🇩🇪
uit preposition
/œʏ̯t/
,
/œːt/
|
|
|---|---|
|
aus |
- zich uit de naad werken
- sich die Finger abarbeiten
- duiveltje-uit-een-doosje
- Schachtelteufel, Schachtelmännchen
- uit de weg ruimen
- beseitigen
- bestaan uit
- bestehen
- uit hoofde van
- gemäß
- uit de doeken doen
- darlegen
- uit de voeten komen
- zurechtkommen
- uit de voeten kunnen
- zurechtkommen
- dag in dag uit
- tagaus, tagein
Wiktionary Links
- Nederlands: uit