vork
noun
|
- (gereedschap) (huishouden) voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten
|
Gabel
|
- (werktuigbouwkunde) fietsonderdeel waarin het wiel wordt bevestigd: telescopische vork, voorvork en achtervork
|
Gabel,
Fahrradgabel
|
- (gereedschap) bepaald landbouwwerktuig (vergelijk met hooivork, mestvork)
|
Gabel,
Forke
|
- (schaak) situatie waarbij één eigen stuk tegelijkertijd twee of meer vijandelijke stukken aanvalt
|
Gabel,
Springergabel
|
- aftakking van een boomtak of van een weg
|
Astgabel,
Gabel
|