🇬🇧 en nl 🇳🇱
don verb
/dɑn/
,
/dɒn/
|
|
---|---|
|
aantrekken, uitdossen, zich |
don noun
/dɑn/
,
/dɒn/
|
|
---|---|
|
maffiabaas |
Don properNoun
/dɑn/
,
/dɒn/
|
|
---|---|
|
Don |
- don't
- niet
- don't count your chickens before they're hatched
- de huid niet verkopen voor de beer geschoten is
- don't look a gift horse in the mouth
- een gegeven paard niet in de bek kijken
- Lord willing and the creek don't rise
- bij leven en welzijn, ijs en weder dienende
- I don't think so
- ik dacht het niet, ik denk het niet, ik denk van niet
- I don't speak English
- ik spreek geen Engels, ik spreek geen Nederlands
- I don't know
- ik weenie, ik weet het niet, weet ik veel
- I don't care
- het kan me niet schelen, het kan me niets schelen
- I don't understand
- ik begrijp het niet, ik snap het niet