🇬🇧 en nl 🇳🇱

bank noun

  /bæŋk/ , [beɪŋk]
  • (countable) A branch office of such an institution.
  • (countable) An underwriter or controller of a card game.
  • (gambling, countable) The sum of money etc. which the dealer or banker has as a fund from which to draw stakes and pay losses.
bank
  • (countable, mostly, in combination) A safe and guaranteed place of storage for and retrieval of important items or goods.
-bank, bank

bank noun

  /bæŋk/ , [beɪŋk]
  • (hydrology) An edge of river, lake, or other watercourse.
oever
  • (aviation) The incline of an aircraft, especially during a turn.
helling
  • (nautical, hydrology) An elevation, or rising ground, under the sea; a shallow area of shifting sand, gravel, mud, and so forth (for example, a sandbank or mudbank).
  • (geography) A slope of earth, sand, etc.; an embankment.
bank

bank verb

  /bæŋk/ , [beɪŋk]
  • (intransitive, aviation) To roll or incline laterally in order to turn.
doen hellen, rollen

banking

bankwezen

🇳🇱 nl en 🇬🇧

bank noun

  /bɑŋk/
  • (waterbeheer) een ondiepte in het water
  • (bouwkunde), (financieel) gebouw waarin een als bij [2] genoemde financiële instelling gevestigd is
bank
  • een opslagsysteem voor gegevens of voorwerpen b.v. beeldbank, bloedbank, boekenbank, kennisbank, spermabank
couch, bench, sofa
  • (meubel) comfortabel bekleed meubelstuk waar meer mensen naast elkaar op kunnen zitten
couch, sofa, bench

-bank

bank
Wiktionary Links