🇬🇧 en nl 🇳🇱
expand verb
/ɛkˈspænd/
,
/ɪkˈspænd/
|
|
---|---|
|
uitzetten, opentrekken, openzetten, uitbreiden, uitdijen, uitplooien |
|
uitweiden, elaboreren, uitwerken |
|
ontwikkelen |
|
toenemen, uitdijen, zich uitbreiden |
|
uitbreiden, vergroten, vermeerderen |
expanding |
|
---|---|
uitdijing |
Wiktionary Links
- English: expand