🇬🇧 en nl 🇳🇱

free adjective

  /fɹiː/ , [fɹɪi̯]
  • Not imprisoned or enslaved.
 vrij, los
  • (software) With no or only freedom-preserving limitations on distribution or modification.
 vrij, vrije
  • Without obligations.
 vrij, -vrij, ongedwongen, zonder
  • (abstract) Unconstrained.
 vrij, open, los, loslopend
  • Unobstructed, without blockages.
 vrij, open
  • Not currently in use; not taken; unoccupied.
 vrij, gratis

free adverb

  /fɹiː/ , [fɹɪi̯]
  • Without needing to pay.
 gratis

free verb

  /fɹiː/ , [fɹɪi̯]
  • (transitive) To make free; set at liberty; release.
 bevrijden, loslaten, laten gaan

-free suffix

  /fɹiː/
  • Free from; devoid of; without.
 -vrij
free of charge
gratis, kostenloos, kosteloos, kosteloze, verniet
for free
gratis
set free
bevrijden, vrijmaken
alcohol-free
alcoholvrij
free trade
vrijhandel
free time
vrije tijd
free rein
vrijbrief
free state
vrijstaat
free will
vrije wil
Wiktionary Links