🇳🇱 nl en 🇬🇧

land noun

  • (geopolitiek) een geografisch afgebakend gebied dat aan één bepaald gezag is onderworpen, en zodoende geldt als eigen staat
  • niet-verstedelijkt gebied
country, land
  • (geologie) gedeelte van het aardoppervlak dat boven water (rivieren, zeeën, oceanen e.d.) uitsteekt
  • (landbouw) dat deel van de aardbodem dat geschikt is voor of gebruikt wordt voor bebouwing of landbouw en veeteelt
land
  • het eigen land, het land waar men geboren is
homeland

land-

country

🇬🇧 en nl 🇳🇱

land noun

  /lænd/ , [ɫeə̯nd]
  • The part of Earth which is not covered by oceans or other bodies of water.
  • A country or region.
land
  • Real estate or landed property; a partitioned and measurable area which is owned and acquired and on which buildings and structures can be built and erected.
land, grond
  • (agriculture) The ground left unploughed between furrows; any of several portions into which a field is divided for ploughing.
grond
  • A person's country of origin and/or homeplace; homeland.
land, vaderland
  • (ballistics) The space between the rifling grooves in a gun.
trek

land verb

  /lænd/ , [ɫeə̯nd]
  • (intransitive) To descend to a surface, especially from the air.
landen
  • (transitive) To bring to land.
landen, aan de grond zetten

landing noun

  /ˈlændɪŋ/
  • An arrival at a surface, as of an airplane or any descending object.
landing
  • A level area at the top of a flight of stairs, or connecting one flight with another.
overloop
  • A place on a shoreline where a boat lands.
aanlegplaats, steiger

-land suffix

  /lænd/ , /lənd/ , /lɪnd/ , [lænd]
  • Used to form the name of a territory, country, or region.
-land
Wiktionary Links