🇬🇧 en nl 🇳🇱

prudent adjective

  /ˈpɹuːdənt/
  • Sagacious in adapting means to ends; circumspect in action, or in determining any line of conduct.
voorzichtig, omzichtig, prudent, vooruitziend
  • Practically wise, judicious, shrewd.
beredeneerd, doordacht, slim, sluw
  • Frugal, economical.
economisch, zuinig

prudently adverb

  • In a prudent manner.
voorzichtig

🇳🇱 nl en 🇬🇧

prudent adjective

  • met zorg, getuigend van wijsheid, getuigend van inzicht
careful, prudent, sagacious
Wiktionary Links