🇬🇧 en nl 🇳🇱

spit noun

  /spɪt/
  • (uncountable) Saliva, especially when expectorated.
speeksel, spuug, spuwsel

spit verb

  /spɪt/
  • (ambitransitive) To evacuate (saliva or another substance) from the mouth, etc.
spuwen, spugen

spit noun

  /spɪt/
  • A thin metal or wooden rod on which meat is skewered for cooking, often over a fire.
spit

spitting

gespuug

🇳🇱 nl en 🇬🇧

spit noun

  • (medisch) hevige lage rugpijn, lendenpijn
low back pain, lumbago
  • draaiende staak waarop men vlees of een geslacht dier spietst en boven of naast een hittebron roostert
spit
Wiktionary Links