🇳🇱 nl en 🇬🇧

stem noun

  /'stɛm/
  • (biologie) het geluid dat onder meer door het trillen van de menselijke stembanden wordt geproduceerd
  • (communicatie) het geluid dat een mens bij het spreken voortbrengt
  • (muziek) het geluid dat een mens bij het zingen voortbrengt
voice
  • (sociologie) een mondeling of schriftelijk kenbaar gemaakte wilsuiting die bij het nemen van een beslissing of een verkiezing, medebepalend is
vote, register, organ stop

stem-

vocal

🇬🇧 en nl 🇳🇱

stem verb

  /stɛm/
  • (transitive) To stop, hinder (for instance, a river or blood).
hinderen, stelpen, stoppen

stem noun

  /stɛm/
  • A slender supporting member of an individual part of a plant such as a flower or a leaf; also, by analogy, the shaft of a feather.
stengel, stam, grondwoord, steel
  • (nautical) The vertical or nearly vertical forward extension of the keel, to which the forward ends of the planks or strakes are attached.
voorsteven
  • (cycling) A component on a bicycle that connects the handlebars to the bicycle fork.
stuurpen

stem verb

  /stɛm/
  • To remove the stem from.
ontnerven, ontstelen

stemming noun

  • A process for removing the inflexional, and sometimes derivational, affixes from words.
boomstam
Wiktionary Links