🇬🇧 en nl 🇳🇱

week noun

  /wik/ , /wiːk/
  • A period of seven days beginning with Sunday or Monday.
  • A subdivision of the month into longer periods of work days punctuated by shorter weekend periods of days for markets, rest, or religious observation such as a sabbath.
week

🇳🇱 nl en 🇬🇧

week noun

  /wek/ , /ʋek/ , /β̞ek/
  • (tijdrekening), (eenheid) tijdseenheid van 7 dagen, meestal beginnend op maandag of zondag
week

week adjective

  /wek/ , /ʋek/ , /β̞ek/
  • met weinig weerstandsvermogen of veerkracht
  • gevoelig voor emoties.
soft, weak, tender, mellow
Wiktionary Links