🇳🇱 nl en 🇬🇧

zijn verb

  • ergatief: bestaan, existeren
  • ergatief: zich bevinden, ergens aanwezig zijn
  • koppelwerkwoord (gevolgd door zelfstandignaamwoordgroep): gelijk zijn aan:
  • koppelwerkwoord(gevolgd door zelfstandignaamwoordgroep): tot de groep behoren van
be, exist
  • koppelwerkwoord (gevolgd door adjectief): de eigenschap hebben:
  • hulpwerkwoord: ~ + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van een ergatief werkwoord
have, be
  • hulpwerkwoord: ~ + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
have, been, be
  • onpersoonlijk, ~ te drukt een soort van verplichting uit, of iets dat noodzakelijk is of voor de hand ligt
  • onpersoonlijk, ~ te drukt een mogelijkheid uit
be

zijn possessivePronoun

  • derde persoon enkelvoud, mannelijk of onzijdig
his
Wiktionary Links