🇳🇱 nl fr 🇫🇷

door preposition

  /ˈdoːr/ , [doːr] , [dʊːr]
  • de handelende persoon bij een lijdende vorm
  • de oorzaak
  • in
  • tijdens, gedurende
  • doorheen, binnenin van de ene kant naar de andere kant
  • doorheen, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
  • als achterzetsel: doorheen, van de ene kant naar de andere kant, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
  • als achterzetsel: van het begin tot het einde, gedurende
  • door ... te + infinitief; de procedure die gevolgd wordt om het doel te bereiken
  • de ene stof is door de andere gemengd
par, à travers

🇳🇱 nl fr 🇫🇷

draaien verb

  /ˈdraːi̯ən/
  • ergatief om een middelpunt bewegen
  • ergatief, (figuurlijk) naar allerlei uitvluchten zoeken om maar niet de waarheid te hoeven vertellen
tourner
Wiktionary Links