🇳🇱 nl fr 🇫🇷
leggen verb
/ˈlɛɣə(n)/
,
/ˈlɛχə(n)/
|
|
---|---|
|
poser, mettre |
- zakdoekje leggen
- chandelle
- de klemtoon leggen op
- accentuer
- nadruk leggen op
- accentuer
- in het zout leggen
- saler
- beslag leggen op
- accaparer
- het loodje leggen
- passer l’arme à gauche
- men moet niet al zijn eieren onder een kip leggen
- mettre tous ses œufs dans le même panier
- op alle slakken zout leggen
- vétiller
- aan banden leggen
- garrotter
Wiktionary Links
- Nederlands: leggen