🇫🇷 fr nl 🇳🇱
loin adverb
/lwɛ̃/
|
|
---|---|
|
ver, weg, voort, heen, over, vandoor |
- plus loin
- verder, verderop
- de loin
- uit de verte, van verre, veruit
- le fruit ne tombe jamais loin de l’arbre
- een appel valt niet ver van de boom
- loin des yeux, loin du cœur
- uit het oog, uit het hart
- a beau mentir qui vient de loin
- wie verre reizen doet, kan veel verhalen
- la pomme ne tombe jamais loin de l’arbre
- de appel valt niet ver van de boom
- le menteur ne va pas loin
- al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel
- aussi loin que
- voor zover
- au loin
- ver weg