🇳🇱 nl fr 🇫🇷
weg noun
/ʋɛχ/
,
/β̞ɛx/
|
|
---|---|
|
chemin, voie |
- op weg gaan
- partir
- doodlopende weg
- cul-de-sac
- de weg wijzen
- guider
- uit de weg ruimen
- extirper
- de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens
- l’enfer est pavé de bonnes intentions
- voor de vuist weg
- au pied levé
- uit de weg gaan
- botter en touche
- in het wilde weg
- à la va-vite
- op weg brengen
- acheminer
Wiktionary Links
- Nederlands: weg