🇳🇱 nl sv 🇸🇪

voor preposition

  /vor/
  • eerder in tijd
före, innan
  • ten behoeve van, ten gunste van
för, åt

voor noun

  /vor/
  • (landbouw) lange, smalle en ondiepe insnijding in een akker, gewoonlijk door een ploeg aangebracht
fåra

🇳🇱 nl sv 🇸🇪

ouders noun

  /ˈaʊ̯.dərs/ , /ˈɔʊ̯.dərs/ , /ˈʌʊ̯.dərs/
  • 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ouder
föräldrar
Wiktionary Links