🇩🇪 de nl 🇳🇱
geben verb
gebe, gab, habe gegeben
/ˈɡeːbm̩/
,
/ˈɡeːbn̩/
|
|
---|---|
|
geven, verstrekken |
|
zijn, bestaan, existeren |
|
geven |
- Kette geben
- blesseren, racen
- jemandem den Laufpass geben
- iemand de bons geven, iemand de deur wijzen, iemand de zak geven, zijn handen van iemand aftrekken, iemand de laan uitsturen, iemand op straat zetten
- jemandem einen Korb geben
- iemand een blauwtje laten lopen
- Fersengeld geben
- zich uit de voeten maken
- den Rest geben
- het genadeschot geven, iemand afmaken, iemand kapotmaken
- grünes Licht geben
- groen licht geven, iemand het groene licht geven
- jemandem das letzte Geleit geben
- iemand op zijn laatste gang begeleiden
- Geben ist seliger denn Nehmen
- het is zaliger te geven dan te ontvangen
- sich die Hand geben
- iemand de hand schudden, iemand een hand geven
Wiktionary Links
- Deutsch: geben