🇳🇱 nl de 🇩🇪
hand noun
/ɦɑnt/
|
|
---|---|
|
Hand, außer Kontrolle geraten, verkaufen |
- zich met hand en tand verzetten
- sich mit Hand und Fuß wehren
- beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
- besser ein Spatz in der Hand als eine Taube auf dem Dach
- de ene hand wast de andere
- eine Hand wäscht die andere
- onder de hand
- unter der Hand
- aan de hand van
- anhand
- iemand de helpende hand bieden
- jemandem zur Hand gehen
- iemand een helpende hand toesteken
- jemandem zur Hand gehen
- geen hand uitsteken
- keine Hand rühren
- iets achter de hand houden
- etwas auf die hohe Kante legen
🇩🇪 de nl 🇳🇱
Hand noun {f}
Hand, Hände
/hant/
|
|
---|---|
|
hand |
- Hand voll
- handenbinder, handjevol
- besser ein Spatz in der Hand als eine Taube auf dem Dach
- beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
- eine Hand wäscht die andere
- de ene hand wast de andere
- unter der Hand
- onder de hand, onderhands
- die Beine in die Hand nehmen
- er als een haas vandoor gaan, met de duivel op de hielen, zich uit de voeten maken
- jemandem zur Hand gehen
- iemand de helpende hand bieden, iemand een handje helpen, iemand een helpende hand toesteken
- keine Hand rühren
- geen hand uitsteken, geen vinger uitsteken, geen vinger verroeren
- die Fäden in der Hand haben
- de touwtjes in handen hebben
- alle Trümpfe in der Hand halten
- alle troeven in handen hebben