🇳🇱 nl de 🇩🇪

paar noun

  /paːr/
  • twee personen of zaken die bij elkaar horen
  • (pregnant) twee geliefden die een relatie hebben
Paar

paar indefinitePronoun

  /paːr/
  • meerdere, maar niet heel veel
ein paar

🇩🇪 de nl 🇳🇱

paaren verb

paare, paarte, habe gepaart   /ˈpaːʁən/
  • reflexiv: den Geschlechtsakt ausüben, kopulieren (bei Tieren, bei Menschen: umgangssprachlich, abwertend)
paren

Paar noun {n}

Paar, Paare   /paːɐ̯/
  • kein Plural: Zahlklassifikator für zwei gleiche, zusammengeführte, zusammengefügte, zusammengehörige, zusammengestellte, gruppierte Dinge
koppel, paar

paar adjective

  /paːɐ̯/
  • Biologie: zweifach vorkommend
gepaard

paar indefinitePronoun

  /paːɐ̯/
  • Pronomen: einige (der gleichen Art)
weinig
Wiktionary Links