🇳🇱 nl de 🇩🇪
vallen verb
/vɑlə(n)/
|
|
---|---|
|
fallen, fallenlassen, streichen, weglassen |
|
fallenlassen, streichen, weglassen |
- in het water vallen
- ins Wasser fallen
- ten deel vallen
- bescheren
- als Pasen en Pinksteren op één dag vallen
- wenn Ostern und Pfingsten auf einen Tag fallen
- waar gehakt wordt, vallen spaanders
- wo gehobelt wird, fallen Späne
- je kan er een speld horen vallen
- eine Nadel fallen hören können
- met de deur in huis vallen
- mit der Tür ins Haus fallen
- dat komt uit de lucht vallen
- aus allen Himmeln fallen
- uit de toon vallen
- aus dem Rahmen fallen