🇬🇧 en nl 🇳🇱
about preposition
/əˈbaʊt/
,
/əˈbɛʊ/
,
/əˈbɛʊt/
,
/əˈbɛʊʔ/
,
/əˈbʌʊt/
,
[əˈboʊt]
,
[əˈbɐʊt]
|
|
---|---|
ongeveer, omstreeks, omtrent | |
|
over, aangaande, betreffende, in verband met |
|
over, in verband met |
|
bij, in de buurt van |
|
bij, in de buurt, omheen |
|
eromheen, om, rond, rondom |
|
op het punt staan |
|
rond |
about adverb
/əˈbaʊt/
,
/əˈbɛʊ/
,
/əˈbɛʊt/
,
/əˈbɛʊʔ/
,
/əˈbʌʊt/
,
[əˈboʊt]
,
[əˈbɐʊt]
|
|
---|---|
|
ongeveer, bijna, vrijwel |
|
afwisselend, beurtelings |
|
dichtbij, nabij |
|
in tegenovergestelde richting, om- |
|
overstag |
|
rond |
|
rond- |
- bring about
- bewerkstelligen, verwezenlijken, veroorzaken, teweegbrengen
- knock about
- rondhangen, rondzwerven, uithangen
- what about
- en, hoe zit het met, wat zeg je van
- be about
- gaan
- come about
- gebeuren, tot stand komen, van mening veranderen, overstag gaan, wenden
- about-face
- koerswijziging, ommezwaai, rechtsomkeert, een totale ommekeer uitvoeren, het roer omgooien, zijn standpunt totaal wijzigen, rechtsomkeert maken
- about time
- eindelijk, haast zover, ongeveer tijd
- set about
- aan de slag schieten, eraan beginnen, op het punt staan te, aanvallen
- about-turn
- koersverandering, ommezwaai, rechtsomkeert
Wiktionary Links
- English: about