over – English-Nederlands Translations in WikDict

🇳🇱 nl en 🇬🇧

over preposition
wat betreft	about
naar de andere kant van, over een grens heen meer dan	over
op of langs de oppervlakte van	across, over
na verloop van	in
via, langs	via

over adverb
nog resterend	left
voorbij, gedaan	over

voice-over: voice-over, voiceover
turn-over: turnover
fly-over: flyover
haasje-over: leap frog
over zijn: leave
over het hoofd zien: miss
vel over vlees: skeleton
steeds zeuren over: badger
over koetjes en kalfjes praten: chatter

🇬🇧 en nl 🇳🇱

over preposition /ˈoʊ.vɚ/ , /ˈəʊ.və(ɹ)/
On top of; above; higher than; further up.	over, boven, op

over interjection /ˈoʊ.vɚ/ , /ˈəʊ.və(ɹ)/
(procedure word, military) A radio procedure word meaning that the station is finished with its transmission and is expecting a response.	over

over adverb /ˈoʊ.vɚ/ , /ˈəʊ.və(ɹ)/
From an upright position to a horizontal one.	om, omver
(US, usually, with do) Again; another time; once more; over again.	opnieuw, over

over adjective /ˈoʊ.vɚ/ , /ˈəʊ.və(ɹ)/
Discontinued; ended or concluded.	voorbij

over- prefix /ˈoʊ̯.vɚ/ , /ˈoː.bʱə(ɾ)/ , /ˈɐʉ̯.və/ , /ˈəʊ̯.və/ , /ˈəʊ̯.vəɹ/ , [ˈo̝.vər] , [ˈɐʉ̯vɐ] , [ˈəʊ̯və] , [ˈʌ̝ʊvɚ]
Above, or higher. Superior. Excessive; excessively.	boven

hand over: overhandigen, uitleveren
over there: daar
step over: schaar, schaarbeweging
watch over: bewaken, behoeden, bewaren
keel over: flauw vallen, kapseizen, omvallen
over and above: bovenop
head over heels: halsoverkop
sleep over: overnachten, logeren
run over: overrijden

Wiktionary Links

English: Over, over
Nederlands: over