door
preposition
/ˈdoːr/
,
[doːr]
,
[dʊːr]
|
- in
- tijdens, gedurende
- doorheen, binnenin van de ene kant naar de andere kant
- doorheen, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
- als achterzetsel: doorheen, van de ene kant naar de andere kant, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
- als achterzetsel: van het begin tot het einde, gedurende
- door ... te + infinitief; de procedure die gevolgd wordt om het doel te bereiken
- de ene stof is door de andere gemengd
|
through
|
- de handelende persoon bij een lijdende vorm
|
through,
by
|
|
through,
by,
from
|