🇳🇱 nl en 🇬🇧
keer noun |
|
|---|---|
|
time |
- een keer
- once
- twee keer
- twice
- derde keer goede keer
- third time's a charm
- gedane zaken nemen geen keer
- what's done is done
- keer op keer
- time after time
- volgende keer
- next time
- gedane zaken maken geen keer
- water under the bridge
- je leeft maar een keer
- YOLO
- een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
- fool me once, shame on you; fool me twice, shame on me