🇬🇧 en nl 🇳🇱

man noun

  /meːn/ , /mæn/ , [meən] , [mɑn] , [mɛn] , [mɛən] , [mẽə̃n]
  • A male person, usually an adult; a (generally adult male) sentient being, whether human, supernatural, elf, alien, etc.
man, heer
  • (collective) All humans collectively: mankind, humankind, humanity. (Sometimes capitalized as Man.)
mens, man
  • A piece or token used in board games such as backgammon.
pion, speelstuk

man verb

  /meːn/ , /mæn/ , [meən] , [mɑn] , [mɛn] , [mɛən] , [mẽə̃n]
  • (transitive) To supply (something) with staff or crew (of either sex).
  • (transitive) To take up position in order to operate (something).
bemannen

manned adjective

  /mænd/
  • Operated by, performed by, or transporting a person; crewed; piloted; staffed.
bemand

Man properNoun

  • The genus Homo.
de mens

🇳🇱 nl en 🇬🇧

man noun

  • (biologie) persoon van het mannelijk geslacht
man
  • (pregnant), (familie), (juridisch) echtgenoot, getrouwde man
  • (dierkunde), dim. tant. mannelijk exemplaar van een diersoort
husband
  • mens, volwassen persoon in het algemeen
human

man noun

  • (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) voedsel dat uit de hemel komt voor de Israëlieten tijdens hun tocht uit Egypte naar Kanaän; het woord kan in Ex. 16:15 ook worden begrepen als 'wat?' (14×: Ex. 16:15, 16:31 +, Num. 11:6 +, Deut. 8:3 +, Joz. 5:12 +, Ps. 78:24, Neh. 9:20)
manna

Man properNoun

  /mɛn/
  • (toponiem: eiland) een eiland in de Ierse Zee
Man, Isle of Man

man-

male
Wiktionary Links