🇬🇧 en nl 🇳🇱

there adverb

  /ðeə/ , /ðeɹ/ , /ðeː/ , /ðiə/ , /ðə(ɹ)/ , /ðɚ/ , /ðɛə/ , /ðɛɚ/ , /ðɛɹ/ , /ðɛː/ , /ðɜː(ɹ)/ , [ðeːɹ]
  • (location) In or at a place or location (stated, implied or otherwise indicated) that is perceived to be away from, or at a relative distance from, the speaker (compare here).
 daar, ginder, ginds, aldaar, daarheen
  • (as complement of 'be') In existence in some place.
 er

there interjection

  /ðeə/ , /ðeɹ/ , /ðeː/ , /ðiə/ , /ðə(ɹ)/ , /ðɚ/ , /ðɛə/ , /ðɛɚ/ , /ðɛɹ/ , /ðɛː/ , /ðɜː(ɹ)/ , [ðeːɹ]
  • Used to express victory or completion.
 zo
over there
daar
there be
er, zijn, bestaan, liggen, staan, zitten
here and there
her en der, hier en daar
out there
buitenissig
there you go
daar ga je weer, zie je wel
there is
er is
where there is a will there is a way
waar een wil is, is een weg, willen is kunnen
there's no accounting for taste
over smaak valt niet te twisten
there are
er zijn
Wiktionary Links