🇬🇧 en nl 🇳🇱
turn noun
/tɜɹn/
,
/tɜːn/
|
|
---|---|
|
beurt |
|
bocht, draai |
|
omwenteling |
|
winding |
turn verb
/tɜɹn/
,
/tɜːn/
|
|
---|---|
|
draaien |
|
afslaan, draaien |
|
verkleuren |
|
worden |
|
zich keren tegen |
turning noun
/ˈtɜː.nɪŋ/
,
/ˈtɝ.nɪŋ/
|
|
---|---|
|
bocht |
- turn out
- blijken, duidelijk worden, een uitkomst hebben, opdagen, resulteren, uitvallen, maken, produceren, uitdoen, uitschakelen
- turn on
- aanzetten, aandoen, inschakelen, aangaan, opendraaien
- turn off
- dichtdraaien, uitzetten, uitdoen, uitschakelen
- U-turn
- U-bocht, rechtsomkeert
- turn into
- overgaan
- turn around
- omdraaien, zich omkeren
- about-turn
- koersverandering, ommezwaai, rechtsomkeert
- turn in
- inleveren
- out of turn
- afzonderlijk, met voorrang, voor zijn beurt